U heeft van uw cardioloog gehoord dat de ritmestoornis waar u last van heeft afkomstig is uit de boezems of uit de kamers van uw hart.
Ritmestoornissen afkomstig uit de boezems zijn in principe niet levensbedreigend, wat niet wil zeggen dat u er geen last van heeft!
Ritmestoornissen uit de kamers kunnen levensbedreigend of onschuldig zijn.
Er is een ritmestoornis (boezemfibrilleren) die zo vaak voorkomt dat hiervoor in deze website een apart hoofdstuk is gemaakt. Zie boezemfibrilleren.
Voorafgaande aan een ablatie wordt een zogenaamd elektrofysiologisch onderzoek uitgevoerd. Vanuit de lies worden via de aders 3 dunne slangetjes (katheters) naar het hart gebracht. De lies wordt verdoofd, de binnenkant van de aders is gevoelloos. Met behulp van deze katheters wordt de ritmestoornis opgewekt. Dan kan de behandelend cardioloog definitief bepalen waar de ritmestoornis vandaan komt.
Na het stopzetten van de ritmestoornis (door het geven van extra prikkels via de katheter) kan de eigenlijke ablatie plaatvinden.
Een ablatie is het “wegschroeien” van de ritmestoornis door het maken van een klein litteken in het hart. Dat litteken wordt geplaatst op een plekje in het hart waar de abnormale stroompjes die de ritmestoornis veroorzaken, vandaan komen of waar die stroompjes langs komen.
Na afloop van de behandeling wordt er een hechting in de lies geplaatst die voor ontslag verwijderd wordt.
Ablaties worden veel uitgevoerd in MST. De kans op complicaties is laag. U heeft op de polikliniek daarover informatie ontvangen. Ernstige liesbloedingen zijn zeldzaam. Bij sommige boezemritmestoornissen is er een minimale kans op het ontstaan van schade waardoor een pacemakerimplantatie nodig is. Bij ritmestoornissen die hun oorsprong vinden in de linkerboezem is er een kleine kans op een ’tamponade’ (bloed rond het hart leidend tot lage bloeddruk).